De kerstdagen voelen voor Johanna van 81 anders dan ooit tevoren. Je merkt hoe de feestperiode, die vroeger draaide om samen zijn, nu vooral leegte benadrukt. Waar haar huis ooit gevuld was met stemmen, geuren en beweging, overheerst nu stilte.

Haar kinderen, die jarenlang het middelpunt vormden van haar kersttafel, vieren de dagen inmiddels bij hun schoonfamilies. Voor Johanna is kerst daardoor veranderd in een confronterend moment van gemis, waarin herinneringen harder klinken dan het heden.
Johanna zit aan tafel met een kop thee en kijkt om zich heen. “Ze vieren liever Kerst met de schoonfamilie,” zegt ze rustig. “En ik? Ik blijf alleen achter.” De woorden zijn eenvoudig, maar zwaar beladen. Je voelt hoe de afwezigheid van haar kinderen diepe sporen nalaat. Het lege huis versterkt het gevoel dat zij er minder toe doet. Kerst, ooit een hoogtepunt van het jaar, wordt zo een moment van eenzaamheid.
Ze haalt herinneringen op aan eerdere jaren, toen kerst voorbereiden dagen duurde. “Ik stond altijd in de keuken,” vertelt ze. “Ik maakte kalkoen, zelfgemaakte stoofperen en liters chocolademelk.” De tafel was het middelpunt van haar leven, omringd door kinderen, cadeaus en gezang. Dat beeld staat nu in schril contrast met de werkelijkheid. “Maar nu… het lijkt alsof ik er niet meer toe doe.” Die gedachte laat haar niet los.
Het moment waarop haar kinderen voor het eerst afzegden, staat nog scherp in haar geheugen. “Ik begreep het wel,” zegt Johanna. “Ze hebben hun eigen gezinnen en willen die tijd delen.” Toch was het een breekpunt. De hoop dat iemand zou zeggen: “Mam, we komen naar jou,” bleef elk jaar bestaan. Dat die woorden uitblijven, maakt de feestdagen steeds zwaarder en voedt een gevoel van teleurstelling.

Johanna weet dat zij niet de enige is die dit meemaakt. “Ik hoor het van zoveel mensen van mijn leeftijd,” vertelt ze. Het gevoel aan de kant te worden geschoven, blijkt wijdverbreid. “Schoonouders hebben blijkbaar voorrang.” Ze begrijpt niet waarom afwisselen zo moeilijk lijkt. Dat dit zelden gebeurt, vergroot de teleurstelling en roept vragen op over waardering en plek binnen de familie.
Wat Johanna extra raakt, is het gebrek aan overleg. “Ze zeggen gewoon: ‘Mam, dit jaar gaan we naar de andere kant.’” Er wordt niet gevraagd wat zij wil. Die eenzijdigheid voelt pijnlijk. Voor haar lijkt de beslissing al vast te staan. Je merkt hoe haar rol verschuift van centrale figuur naar bijzaak. Dat gebeurt zonder gesprek, zonder afweging en zonder ruimte voor haar gevoelens.
Met tranen in haar ogen zegt Johanna: “Wat mij het meest raakt, is dat ik me soms afvraag of ik nog wel belangrijk ben.” Ooit bracht zij iedereen samen. Nu voelt zij zich soms een last. Een verplichting die wordt afgevinkt. Die gedachte knaagt aan haar gevoel van eigenwaarde. Vooral tijdens kerst, wanneer verbondenheid vanzelfsprekend zou moeten zijn, komt die twijfel hard binnen.
Misschien doet het ontbreken van haar kleinkinderen nog wel het meeste pijn. “Die kleine gezichtjes, de verhalen over school, de drukte,” zegt ze. Dat is voor haar de essentie van kerst. “Ze begrijpen niet hoe erg ik ze mis.” Voor hen is zij een oma. Voor haar zijn zij alles. Dat verschil in beleving maakt de eenzaamheid extra schrijnend.

Johanna vergelijkt zichzelf onbewust met schoonfamilies. “Het lijkt soms een wedstrijd,” zegt ze. Ze hoort verhalen over grote diners, luxe details en uitbundige versiering. Chocoladefonteinen en dure wijnen komen voorbij. Bij haar staat een bescheiden boom en staat er appeltaart op tafel. Toch vindt zij dat genoeg zou moeten zijn. Verbondenheid zou niet om uiterlijk vertoon moeten draaien.
Hoewel het verlangen groot is, vraagt Johanna niet om gezelschap. Trots houdt haar tegen. Smeken voelt vernederend. Tegelijk twijfelt ze. Misschien zien haar kinderen het niet. Misschien beseffen zij niet hoe zwaar deze periode is. Die onzekerheid blijft hangen. De vraag of ze haar gevoelens moet uitspreken, zorgt voor een innerlijke strijd die haar niet loslaat.
Johanna probeert zichzelf moed in te praten. “Je bent sterk, je kunt dit aan.” Toch voelt de werkelijkheid anders. Juist de dagen voor kerst zijn het moeilijkst. Overal ziet ze gezinnen met plannen, cadeaus en afspraken. Dat contrast maakt het gemis tastbaar. Je merkt hoe elke etalage en elk gesprek haar confronteert met wat ontbreekt.
Met haar verhaal hoopt Johanna iets los te maken. Ze verwijt haar kinderen niets. Ze vraagt vooral om begrip. Kerst staat voor haar symbool voor samen zijn, warmte en liefde. Die warmte mist zij intens. De gedachte dat andere ouders zich hierin herkennen, biedt haar een sprankje troost. Misschien is zij niet alleen in deze ervaring van eenzaamheid onder ouderen.

Johanna vraagt zich af of dit een breder generatievraagstuk is. Jongere generaties lijken anders met tradities om te gaan. Praktische keuzes voeren vaak de boventoon. Familiebanden voelen minder leidend. Dat besef stemt haar somber. Het lijkt alsof waarden verschuiven, zonder oog voor wat achterblijvende ouders ervaren tijdens zulke symbolische momenten.
Ze overweegt om zelf het initiatief te nemen. Misschien kan ze zeggen dat ze hen wil zien, al is het maar even. Toch blijft de twijfel. “Soms voelt het alsof ik ze al kwijt ben.” Die gedachte is bijna ondraaglijk. Ze weet niet of woorden het verschil maken. De angst voor teleurstelling houdt haar tegen.
Terwijl Johanna haar thee opdrinkt, kijkt ze naar de kerstlichtjes buiten. “Kerst zou een tijd van liefde moeten zijn,” zegt ze zacht. Voor haar is het vooral een herinnering. Aan wat er was. Aan wat zij verloor. De lichtjes weerspiegelen warmte, maar binnen blijft het stil.









