Voor twintigers en dertigers is het tegenwoordig bijna onmogelijk om een huis te kopen. Ondanks het hardnekkige beeld dat millennials en Gen Z lui en verwend zouden zijn, blijkt uit berekeningen dat zelfs hard werken en sparen hen niet dichter bij een koophuis brengt. Rijke ouders kunnen echter wel een verschil maken.
De uitdaging van millennials en Gen Z
Millennials, geboren tussen 1980 en 1995, en Gen Z, geboren tussen 1996 en 2010, worden vaak bekritiseerd door oudere generaties.
Er wordt beweerd dat deze jonge mensen niet weten wat hard werken is en te veel geld uitgeven aan luxe zaken zoals uit eten gaan en koffie to go. Dit zou volgens sommigen de reden zijn dat ze geen huis kunnen kopen.
Onderzoek naar uitgaven en sparen
Journalist Simon van Teutem van De Correspondent onderzocht deze beweringen. Hij berekende wat het besparen op horecabezoeken en luxe koffie zou opleveren.
De conclusie: deze besparingen zijn niet genoeg om een huis te kunnen kopen. “Wat je uitgeeft aan koffie en avocado toast is een druppel op een gloeiende plaat,” schrijft hij.
Ook het idee dat millennials ‘gewoon harder moeten werken’ werd onder de loep genomen. Nederlanders werken gemiddeld meer uren dan ooit tevoren.
Millennials werken gemiddeld 33 uur per week. Zelfs met een 40-urige werkweek zou het extra verdiende bedrag van 8554 euro per jaar het verschil niet maken bij de huidige huizenprijzen.
De veranderende woningmarkt
Van Teutem laat zien dat sparen, meer werken en minder uitgeven financieel gezien weliswaar helpt, maar dat de huizenmarkt de afgelopen decennia drastisch is veranderd. “Boomers (1941-1955) en generatie X (1956-1970) konden in hun jonge jaren een heel eind komen door uitgaven te vermijden, maar huizen waren toen echt fors goedkoper.”
Dertig jaar geleden kostte een huis ongeveer 80.000 euro. In 1993 was dat minder dan vier modale jaarsalarissen. In 2023 is de gemiddelde prijs van een huis gestegen naar 434.000 euro, bijna tien keer het bruto jaarsalaris van een modaal inkomen.
De rol van rijke ouders
Hoe lukt het sommige twintigers en dertigers dan wel om een huis te kopen? Meer dan 70 procent van de 35-jarigen heeft een koophuis, en vaak speelt het vermogen van hun ouders een cruciale rol.
“Als de wieg in het huis van rijke ouders stond, is de kans groot dat het kind later ook een eigen huis heeft. Kinderen die opgroeiden in een gezin zonder vermogen, hebben later vaker geen eigen huis,” aldus Van Teutem.
De afgelopen jaren droegen rijke ouders vaak wel een ton bij aan de aankoop van een nieuwe woning. Bovendien heeft de boomer-generatie meer vermogen opgebouwd dan welke andere generatie daarvoor, wat betekent dat er ook nog erfenissen klaarliggen voor hun kinderen.
“Voor jongere generaties is wonen haast onbetaalbaar geworden, terwijl het fundamenteel is. En wie in de cijfers duikt, ziet dat (veel) te dure huizen en de groeiende ongelijkheid binnen de samenleving daarin de hoofdrol spelen,” concludeert Van Teutem.
Wat vind jij van deze conclusie? Laat het ons weten door een reactie op Facebook achter te laten.